De wederkomst (volgens Paulus) De wederkomst (volgens Paulus)

De terugkeer van Christus op het einde der tijden (volgens Paulus)

Wederkomst
De terugkeer van de Heer noemen we meestal zijn 'wederkomst'. Het Griekse woord daarvoor is Parousia. Dat betekent twee dingen:

  1. letterlijk aanwezig zijn, erbij zijn: bv '...toen ik Paulus bij u was...' (Filp 2: 12). 
    Ook een gevoelde aanwezigheid: Iemand die genas van ziekte, kon dat ervaren als de aanwezigheid van godheid. Zoals christenen geloven dat Jezus in het verborgene, als Geest bij hen is.
  2. komst of aankomst: Als een koning een stad bezoekt, viert de bevolking diens komst (parousia).
    Christenen gebruiken dit woord voor hun geloof dat Jezus niet een geloofde of gevoelde aanwezigheid (parousia -1) in het verborgene - de hemel -  zal blijven, maar letterlijk op aarde zal komen. bv 1 Kor 15: 23  Meestal spreken we van wederkomst omdat Hij eerder hier was. (Ipv komen kan het NT ook van 'verschijnen' spreken bv 1 Joh 2: 28 of 3: 2)

Dag des Heren
Het einde der tijden noemen we vaak 'de dag des Heren'. Daarmee bedoelen we dan niet de wekelijkse rustdag, maar de dag dat God recht zal verschaffen aan wie onrecht werden aangedaan en te kort kwamen, door met de verdrukkers af te rekenen. De profeten van het Oude Testament spraken daar geregeld over, bv Jes 13. Voor Jezus en de eerste christenen was het eindgericht een belangrijk onderdeel van hun geloof.

Voor Paulus en het hele Nieuwe Testament vallen de Dag des Heren en de Wederkomst samen.

Geen Dogmatiek
In sommige van zijn brieven geeft Paulus iets aan van hoe het volgens hem zal gaan rond de wederkomst van Jezus. Hij doet dat niet zomaar, maar omdat vragen uit de gemeente hem bereikt hebben. Zijn brieven zijn dus gelegenheidsgeschriften zijn. Het gaat om de volgende brieven en passages

  • 1 Thes 4 - waar de gemeenteleden verdrietig zijn om de overledenen, kennelijk omdat ze denken dat dezen er bij de wederkomst van de Heer niet bij zullen zijn.> 1 Thes 4: 16 - 17
  • 2 Thes 2 - waar de gemeenteleden in verwarring zijn gebracht door berichten dat de 'dag des Heren' al is aangebroken.
  • 1 Kor 15 - waar gemeenteleden twijfelen aan de opstanding der doden en zich afvragen wat voor lichaam daar dan bij hoort.  >  1 Kor 15: 22 - 24 en 1 Kor 15: 51 - 54

Een enkele keer stipt Paulus het uit zichzelf kort aan: > Filp 3: 20v - waar hij zijn hoop naar voren brengt

Paulus schildert de wederkomst van Jezus met allerlei motieven. Een beetje lastig is dat hij niet elk van die elementen telkens in de betreffende brieven noemt. Zo schrijft hij in 1 Thes 4 met geen woord over de verandering die gestorvenen en levenden in een ondeelbaar ogenblijk zullen ondergaan. Maar zoiets hoort er wel bij, blijkens de andere passages. In 2 Thes 2 schrijft hij over een tijd van wetteloosheid, terwijl dat in de eerste brief aan de Thessalonicenen ontbreekt. Daar geeft hij zelf als verklaring dat hij hun eerder al als apostel het nodige over deze dingen heeft uitgelegd (herinnert u, 2 Thes 2: 5) Niet alles hoeft hij in zijn brieven te herhalen.

Als Paulus een dogmatiek had geschreven, was hij vast uitvoeriger en systematischer te werk gegaan dan in zijn gelegenheidsbrieven.

Elementen
Wanneer we genoemde passages bij elkaar nemen, dan bevat de leer van de (weder)komst bij Paulus de volgende elementen.

  1. Het uitgangspunt is het evangelie: Jezus is gestorven en opgestaan/opgewekt. In direct verband met de (weder)komst noemt Paulus dat expliciet in 1 Thes 4: 14; I Kor 15: 3vv. 20. Op de andere plaatsen is duidelijk dat hij er vanuit gaat.
  2. Over de tijd tot de wederkomst meent Paulus dat Christus in de hemel is, als Koning heerst om alle machten en krachten enz. te onderwerpen en dan aan God de Vader aan te bieden. (1 Kor 15: 20 - 28; Kol 2: 15).
  3. De tijd tot de wederkomst zal uitlopen op een periode van afvalligheid, verdrukking en wetteloosheid (2 Thes 2). (vgl Mc 13: 26) Dan, na alle mogelijke rampen en verdrukkingen zal de Zoon des Mensen komen (> 8)
  4. Omdat Christus is opgestaan uit de doden, zullen ook degenen die Hem toebehoren niet in het rijk van de dood blijven (1 Kor 6: 14). Christus is de eersteling (Rom 8) van de oogst. God zal door Jezus de doden bij zich halen (1 Thes 4: 14), allen zullen tot leven komen in Christus (1 Kor 15: 22). Hij zal ons armzalig lichaam gelijkmaken aan zijn verheerlijkt lichaam. Jezus is voor ons gestorven opdat wij, of we nu op aarde zijn of gestorven zijn, samen met Hem zullen leven (1 Thes 5: 10)
  5. Paulus verwacht dat hij en zijn tijdgenoten die dag nog zullen meemaken. 'Wij zullen niet allemaal sterven' schrijft hij 1 Kor 15: 51. In 1 Thes 4: 15v heeft hij het over 'wij levenden die achterblijven tot de komst van de Heer', 'wij die nog in leven zijn' en in 1 Thes 2: 1 over 'onze vereniging met Hem'. De dag nadert al (Rom 12: 12). De Heer is nabij (Filp 4: 5)  (> Nah-erwartung)
  6. Naar die dag ziet hij uit, getuige het 'Maranatha' (= Kom Heer) in 1 Kor 16: 21. Hij verlangt heen te gaan en met Christus te zijn (Filp 1: 23). Paulus hoopt op de verschijning van de majesteit van onze grote God en redder Jezus Christus (Tit 2: 13 )
  7. Wanneer zal de wederkomst plaatsvinden? In 1 Thes 4: 16 schrijft Paulus 'wanneer het signaal gegeven wordt (door God), de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt'. Maw: de dag van de wederkomst wordt door God bepaald. (vgl het woord van Jezus dat niemand, ook Hij zelf niet, weet wanneer het zover is - Mat 24: 36) Ook in 1 Kor 15: 52 luidt de bazuin het einde in.
  8. Daarop volgt de komst van de Heer vanuit de hemel (Filp 3: 20; 1 Thes 1: 10 en 4: 16).
  9. Dan zullen de doden opstaan die Christus toebehoren (1 Thes 4: 16) (1 Kor 15: 23)
    Zij staan op met een verheerlijkt lichaam (Filp 3: 21), een geestelijk lichaam: onvergankelijk en onsterfelijk. (1 Kor 15: 35 - 49 en 53v).
    Dat geestelijk lichaam is net zo verschillend van een natuurlijk lichaam als een gebouw van een tent verschilt. (2 Kor 5: 1vv).
  10. Ook de christenen die bij de wederkomst van de Heer leven, zullen zo'n verandering doormaken.
  11. Die verandering gebeurt in een 'ondeelbaar ogenblik, een oogwenk (1 Kor 15: 51 - 52)
  12. De levenden zullen de gestorvenen niet voorgaan (1 Thes 4: 15) Wij die leven zullen samen met hen (die gestorven zijn en opgestaan) 'de Heer tegemoet gaan' (1 Thes 4: 17).
  13. Dat tegemoet gaan betekent: uitlopen om Hem in te halen. Jezus komt ons niet ophalen om naar de hemel te gaan. Onze bestemming is de (vernieuwde) aarde waar het Koninkrijk van God eindelijk is aangebroken. De Heer die dat heeft mogelijk gemaakt halen wij als Koning juichend op. (Vgl de gelijkenis van de bruidsmeisjes Mat 25: 1 - 10).
    In evangelische kringen wordt uit deze tekst een leer van de opname opgebouwd, maar dat is naar mijn mening onjuist. > opname.
  14. In de lucht, want Jezus komt van boven naar beneden, uit de hemel naar de aarde. Zijn parousia is dan niet langer een verborgen aanwezigheid, maar een aankomst.. Hij komt om blijvend in ons midden te wonen.
  15. Degenen die hem dan binnen zullen halen, gaan hem in de lucht tegemoet, kennelijk daartoe in staat gesteld door dat verheerlijke lichaam.

Het Gericht
Opvallend: het gericht ontbreekt in dit overzichtje. Toch is dit voor Paulus een belangrijk thema, onlosmakelijk verbonden met het geloof. Het is ondenkbaar dat goed en kwaad voor eeuwig naast elkaar zouden bestaan. De onrechtvaardigen moeten ooit van het toneel verdwijnen, de rechtvaardigen zal recht gedaan worden. Zo wijst Paulus er op dat 'wij allen' voor de rechterstoel van God (Rom 14: 10), of van Christus (2 Kor 5: 10) moeten verschijnen en dat er een finaal oordeel (1 Kor 3: 13 en 4: 5) over ons doen en laten zal volgen. Dat geldt voor christenen als niet-christenen. God zal zonder aanzien des persoons (Rom 2: 11) oordelen, over levenden en doden (2 Tim 4: 1).

Op het spel staat je eeuwig wel en wee:  ondergang (Filp 3: 19) of een hemelse prijs (Filp 3: 14)., verderf oogsten of eeuwig leven oogsten (Gal 6: 8). In 1 Kor schrijft hij over verloren gaan (1 Kor 8: 11), afgewezen worden (1 Kor 10: 5) en over je veroordeling over jezelf afroepen (1 Kor 11: 29). Wat je dan verliest is de deelname aan het koninkrijk van God (Gal 5: 21) (1 Kor 6: 9). Dat heeft alles te maken met hoe je leefde: het loon van de zonde de dood is (Rom 6:23), het aardse streven leidt tot de dood (Rom 8: 6). Des te sterker is het contrast met het bevrijdende van het evangelie, bv in 1 Thes 1: 10: God redt ons door Jezus van het oordeel.

Dit is maar een greep uit het vele dat we in zijn brieven aantreffen. Grote geleerden als prof Ridderbos hebben pogingen ondernomen om uit de vele gerichtssteksten een een afgeronde, systematische voorstelling te reconstrueren, maar dat bleek niet mogelijk. De vele verwijzingen naar het gericht staan bij Paulus in verband met de ethiek. Hij benadrukt er de ernst van het leven mee. Je doen en laten, je spreken en zwijgen doet er toe. Daar zul je verantwoording over moeten afleggen. Deze praktische insteek heeft tot gevolg

  • dat Paulus niet speculeert over hoe het gericht in zijn werk gaat. Anders dan de evangeliën die het oordeel aanschouwelijk voorstellen, bv in de gelijkenis van de schapen en de bokken (Mat 25: 31 - 46) doet Paulus er het zwijgen toe.
  • dat Paulus niet duidelijk maakt hoe het gericht en de wederkomst met elkaar verbonden zijn. Het lijkt logisch dat de opstanding der doden aan het gericht voorafgaat maar we lezen het nergens met zoveel woorden. Waar in het rijtje hier boven zou je het gericht moeten plaatsen?

Een conclusie
We moeten het schema van de wederkomst niet al te letterlijk nemen. Het is geen spoorboekje, geen stappenplan van de laatste dingen. Paulus kwam er over te spreken omdat vragen uit de gemeente hem bereikten. Uit zichzelf was hij er waarschijnlijk niet eens over begonnen, afgezien van de hele korte opmerking in Filp 3: 20. Maar om de zorg en verwarring bij de gelovigen in Thessaloniki en Korinthe weg te nemen, klom hij in de pen. Het gaat hem om het dát van de wederkomst, het hoe en wanneer is en blijft een grote verrassing.

Wat mogen wij geloven?
De bijbel is breder dan Paulus. Bij Mat, Mc en Luc vinden we nog weer heel andere woorden en voorstellingen over de wederkomst en het gericht. De Openbaringen van Johannes vertelt van verdrukkingen, een duizend jarig vrederijk, loslaten van satan, het laatste oordeel, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, maar weer niets van een opname. Helemaal bijzonder is dat Openbaringen bijna niet spreekt van de (weder)komst van Christus (alleen in Opb 1: 7 en 19: 11 - 16), maar uitgebreid van het nieuwe Jeruzalem, neerdalende uit de hemel (Opb 20 - 22).
Een mogelijkheid is, om al die uiteenlppende ideeën in het Nieuwe Testament samen te voegen tot één geheel. Dan ga je er vanuit dat de bijbel eigenlijk een verzameling van puzzelstukjes is, die allemaal aan elkaar passen en samen één voorstelling opleveren. Mij lukt dat niet: sommige stukjes passen niet goed aan elkaar, en ik houd stukjes over.

Wat dan? Tot het eind van de eerste eeuw hadden de christenen geen Nieuwe Testament. De meeste gemeentes bezaten in het begin niet meer dan een brief van Paulus, of van Petrus, of een evangelie. Daar moesten ze het mee doen. Zij hoefden dus niet te puzzelen met brieven van Paulus + Petrus + de evangeliën + Openbaringen enz. om het allemaal kloppend te krijgen. Zij hadden genoeg aan hun ene brief of evangelie. Dat was hun puzzel en elk vers een puzzelstukje.

Wij hebben nu meer: 27 geschriften telt het Nieuwe Testament. Het zijn 27 puzzels met samen duizenden stukjes (verzen) die elk op hun manier iets laten zien van de rijkdom van het geloof. Daar één puzzel van willen leggen, is onmogelijk en ook nooit de bedoeling geweest. We kunnen wel de afzonderlijke puzzelstukjes goed bekijken en proberen te bedenken wat het ooit betekende en wat het ons nu te zeggen heeft.

Als het bv over de wederkomst gaat, stel ik me voor dat levenden en doden samen de Heer tegemoet gaan tegemoet gaan om Hem binnen te halen. Ik verbeeld me dat er grote blijdschap en opwinding is. Hier hebben ze naar uit gezien. Zo leef ik even in dat verhaal. Ik doe net of het allemaal kan: doden die opstaan, de Heer op een wolk tegemoet reizen enz. Ik weet wel dat ik er met 'n verstand niet bij kan. Maar dat vergeet ik nu maar, anders word ik er niet door geraakt. Zo voedt deze voorstelling mijn geloof. Dat is genoeg. Ik hoef het ook al niet moeizaam te combineren met andere voorstellingen en uit te bouwen tot een 'leer van de opname' of iets dergelijks. Voor wat betreft de uiteindelijke toekomst, houd ik het op punt 12 van mijn 'geloof in 14 punten'. Maar die abstracte en verstandelijke formuleringen halen het niet bij de beeldtaal van de bijbel. Die is veel aanschouwelijker, schakelt de verbeelding in en raakt aan diepere gevoelens.
 

terug