Mat 12: 31-32 Mat 12: 31-32

Daarom zeg ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan niet worden vergeven. En iedereen die iets ten nadele van de Mensenzoon zegt, zal worden vergeven. Maar wie kwaadspreekt van de heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.

Bij Mc vinden we vergelijkbare woorden in hetzelfde verband (Mc 3: 22-30). Lucas heeft deze woorden (Luc 12:10) gekoppeld aan de vervolging van christenen.

Context
Deze uitspraak staat blijkens het daarom van vers 31 in rechtstreeks verband met het voorafgaande. Daar geneest Jezus iemand die door een boze geest is bezeten. Nu is hij niet meer blind en doof. (Mat 12: 22-30). Vele mensen zijn daarvan getuige en vragen zich af of Jezus misschien de Zoon van David, oftewel de beloofde Messias is. (23) De Farizeeën bestrijden niet deze wonderlijke genezing. Die valt niet te ontkennen, iedereen heeft het gezien. Met zo’n genezing hebben ze geen moeite. Hun eigen zonen doen ook wel zulke dingen (27). Maar ze zien hier wel een mooie kans om Jezus verdacht te maken. Zij zeggen dat Jezus de demoon alleen maar kon uitdrijven omdat hij met Beëlzebul – de heer van de demonen – samenwerkt. Een lasterlijke beschuldiging, die als hij bewezen zou worden, op de doodstraf zou uitlopen.

Jezus ontzenuwt die beschuldiging door te wijzen op:

  • de sterkte van het rijk van satan: dit is bepaald geen koninkrijk verzwakt door interne verdeeldheid, waarbij de satan de satan uitwerpt (25-26)
  • dus als Jezus een boze geest uitdrijft, dan moet het wel zijn door de Geest van God. Door die kracht is Jezus de sterkere (29).
  • dat betekent dat het Koninkrijk van God gekomen is (28). God zet zijn macht door en richt zijn rijk op ten koste van satan. De nieuwe wereld komt er aan.

Lastering
En dan volgen Jezus’ woorden over zonde tegen de heilige Geest. Die zonde wordt nader aangeduid als blasfemie. Dat is goddeloze en verwijtende taal, beledigend voor de goddelijke majesteit. Hier wordt die twee keer nader ingevuld met tegenspreken (32) dwz ontkennen of bestrijden. Dat is precies wat er gebeurde toen de Farizeeën Jezus in een kwaad daglicht stelden.

Tegen Jezus
Voor alle zonde en laster is vergeving (31), zelfs (32) die tegen de Zoon des Mensen – waarmee Jezus zichzelf aanduidt. Dat hijzelf voorwerp van tegenspraak is, vindt Jezus vergeeflijk. Hij is immers gekomen om reacties los te maken en op een keus aan te dringen. Hij hoopt uiteraard op instemming en doet daar zijn best voor. Maar hij zal ook tegenspraak oproepen. Dat is onvermijdelijk, zeker op dit moment dat het werk van Jezus nog niet klaar is. Hij is nog niet gestorven aan een kruis en opgewekt uit de dood. Wie Jezus echt is en waar hij voor staat, dat begint nog maar net aan het licht te komen. Misschien dat op een later moment bij zijn tegenstanders ogen en oren open gaan voor de waarheid over Jezus. Ze kunnen nog op hun tegenspreken terugkomen, spijt en berouw betuigen en vergeving ontvangen.

Tegen de heilige Geest
Maar als Jezus is gestorven en opgestaan verandert dat. Wie Jezus is en wat hij heeft gebracht, staat dan vast. Het hoeft niet meer stukje bij beetje ontdekt te worden. Het wordt bekend gemaakt: het evangelie gaat de wereld rond. Dat is het werk van de heilige Geest. Maar de Geest bereikt niets als mensen bij voorbaat al niet willen horen en zien wie Jezus is. Die koppige vooringenomenheid is zonde tegen de heilige Geest. En daarvoor waarschuwt Jezus. Voor zulke zonde is geen vergeving: omdat er geen spijt en berouw uit voort kan komen.

Wie de gemeente kapot maakt
Daarmee is deze uitspraak van Jezus verwant aan andere teksten in het Nieuwe Testament. Verzet tegen de heilige Geest is het als:

  • vijanden de christelijke gemeente – woonplaats van de Geest – verdrukken en vervolgen. (Hand 7: 51)
  • christenen de gemeente verlaten onder druk van dreiging (Luc 12: 1-12) of door sleur en gemakzucht (Heb 6: 4-6).
  • christenen onderling niet liefdevol en dienstbaar met elkaar omgaan. Dan bedroeven zij de heilige Geest (Efeze 4: 30-31) en doven die uit (1 Thess 5:19). In 1 Joh 5: 16 heet dit ‘zonde tot de dood’ dwz die is onvergeeflijk.

Geen systeem
Kortom: Wie de gemeente kapot maakt, zondigt tegen de heilige Geest. Onvergeeflijk. Of toch wel? Paulus zelf is het beste voorbeeld van iemand die tegen de heilige Geest zondigde. Hij was bij de steniging van Stefanus betrokken (Hand 7 slot). Hij vervolgde de eerste christenen (Hand 9). Toch komt hij tot inkeer en vervolgens wordt hij de grootste zendeling van de kerk. In 2 Kor 2 geeft hij de gemeente in Korinthe de raad om iemand die was afgevallen en daar spijt van had, toch weer op te nemen.

Laten we er maar geen systeem van maken van wanneer wel en wanneer niet. Het is beter om de waarschuwing ter harte nemen.

terug