Benjamins, Boven is onder ons
Benjamins, Boven is onder ons
Auteur
Rick Benjamins (1964, Hoogeveen) werd na zijn promotie (1993) op kerkvader Origenes gemeentepredikant. Vanaf 2012 is hij hoogleraar vrijzinnige theologie aan de PThU. In 2022 publiceerde hij Boven is onder ons, denken over God na God (Skandalon)
Kuitert
In dit boek bespreekt Benjamins enkele belangrijke pogingen om opnieuw, toch over God te kunnen spreken. Dat zou je verrassend kunnen noemen, want het denken over God heeft Hem dood verklaard: niet bestaand, niet relevant, niet geloofwaardig. Echter, dan moet je wel weten welke God volgens de religiekritiek dood is. Dat betreft de traditionele God: de Schepper, de ‘ingrijpGod’, het Opperwezen. Als hoogste Zijnde is Hij onafhankelijk en staat in principe los van en tegenover alle andere bestaande dingen (zijnden) - het heelal, de aarde, de mensen, de natuur enz – . Deze bovennatuurlijke God kan inderdaad niet meer, zegt Benjamins. Hij maakt dat duidelijk aan de ontwikkeling die Kuitert heeft doorgemaakt (hoofdstuk 3). Begonnen als gelovige eindigde hij met de opvatting dat de godsdienstige voorstellingen het produkt zijn van de mens die zich een wereld van betekenis schept (59). God is van verbeelding.
Hegel en Heidegger
Op dit punt aangekomen, brengt Benjamins twee filosofen naar voren die allebei God niet als het hoogste Zijnde los van en tegenover alle andere zijnden opvatten:
- Hegel (1770 – 1831) meent dat God en mens deel zijn van elkaar: God is Geest in de geest van mensen. Mensen zijn een instantie van de Geest (hoofdstuk 4).
- Heidegger (1889 - 1976) meent dat God niet bestaat als een (hoogste) zijnde; God is het Zijn dat aan alle zijnden aanzijn verleent. God gebeurt (hoofdstuk 5).
De categorieën Geest en Zijn maken het mogelijk om nieuw en anders over God te denken: niet als tegenover (van elkaar gescheiden), ook niet samenvallend (identiek), maar onderscheiden van en betrokken op elkaar.
Dit is moeilijke stof, vooral omdat we niet gewend zijn om God en mens samen te denken. De begrippen (God, Geest, zijn, zijnde enz) die we gebruiken om hierover te denken, schrijven en spreken roepen als vanzelf de God op van vòòr Hegel en Heideger. Benjamins wil het hebben over God ná deze God (zie de ondertitel). HIj weet deze ingewikkelde materie toch helder te formuleren.
Drie vormen van theologie
Benjamins laat in het vervolg zien hoe op basis van de twee filosofen er toch weer een God denkbaar is. God is dan niet langer onafhankelijk boven ons, maar verbonden met alles en iedereen is Hij onder ons. Vandaar de titel ‘Boven is onder ons’. Hij bespreekt een heel aantal moderne theologen die een poging ondernemen om over deze God na God te schrijven.
- Interpretatietheologen (oa H. von Sass) stellen dat religie een vorm van duiding is, maar toch geen subjectief verzinsel want opgeroepen door de werkelijkheid buiten de mens. De werkelijkheid is volgens hen dus zinvol.
- Deconstructieve theologen (oa F. de Lange) willen op postmoderne wijze een nieuw zicht op de werkelijkheid ontwikkelen. Ze maken zich daarom los van de gebruikelijke christelijke duiding. Tegelijk willen ze een gesloten wereldbeschouwing vermijden. Daardoor komen zij echter niet of nauwelijks toe aan een visie waaraan mensen zich kunnen oriënteren of waardoor ze zich tot een bepaald gedrag laten inspireren.
- Constructieve theologen (oa C. Keller) menen dat God met de wereld verweven is en ons ervaringen laat opdoen die ons denken verrast, onze wereld open breekt.
In het slothoofdstuk 9 maakt Benjamins de balans op. Hier komt ook zijn Anliegen naar voren. Hij vindt het belangrijk dat we ons met God blijven bezig houden. Het evangelie heeft immers veel te bieden. Maar als ervaring en rede niet meer uit de voeten kunnen met de gebruikelijke voorstellingen over God, dan zal het spreken en beleven van God echter niet gaan (p. 261). En dat is wat er nu aan de hand is. Vandaar zijn zoektocht naar nieuwe modellen die God wel zinvol - als Geest of als Zijn - ter sprake kunnen brengen.
Voor wie of wat is God het woord?
Benjamins reserveert het woordje God voor ervaringen van de werkelijkheid die soms transcendent zijn: adembenemend, schokkend, ontroerend enz. Behalve God zijn ook andere woorden daarvoor geschikt, zoals heilig, ultiem en bovennatuurlijk. Die woorden zijn zo waardevol omdat we daarmee kunnen aangeven dat niet de massieve werkelijkheid ons iets geeft, doet, aanspreekt, dankbaar of verdrietig stemt, maar een aspect ervan. We benoemen zo het surplus, het méér van de transcendente ervaring: de diepere of hogere dimensie (God). Het is een verarming van ons mens-zijn als we daar geen weet van hebben en de woorden ons ontbreken. Als niets ons meer raakt, stagneert de persoonlijke ontwikkeling. Als we er voor open staan, kan de natuur, kunst, de ander, zo’n veranderende ervaring bemiddelen. Daar ligt ook het belang van de christelijke traditie (verhalen, liederen, liturgie enz). Die verschaft ons taal om onze transcendente ervaringen te benoemen.
Omdat er een wederkerigheid of wisselwerking is tussen God en mensen doen onze ervaringen ook wat met Hem. Maw God is aan verandering onderhevig.
Evaluatie
Een waardevol boek dat op bevattelijke wijze moeilijke materie weet te presenteren. Het zal heel wat tijd en energie vragen om met dit om-denken vertrouwd te raken. Of we in de kerk echt die kant op moeten, kan ik niet overzien. Ik vind het wel bedenkelijk dat de nieuwe geloofsleer zeer van de traditionele theologie en christelijke geloofsideeën afwijkt. Bovendien komt die - vooral bij de deconstructieve en constructieve theologen - contra-intuïtief over. Het hoge abstractie gehalte maakt de zaak ook niet beter. Ik schat de interpretatietheologen nog het meest kansrijk in.
|