Cusanus, Over de wetende onwetendheid
Cusanus, Over de wetende onwetendheid
Cusanus, Over de wetende onwetendheid
(vertaling Gert den Hartogh)
Damon, Eindhoven 2023
Inleiding
Nicolaas Cusanus 1401 – 1464, schreef zijn belangrijkste werk, De Docta Ignorantia, 1440. Een moderne Nederlandse vertaling liet al heel lang op zich wachten. Nu is die er dan toch, van de hand van dr. Gert den Hartogh, die er een onmisbare inleiding aan toevoegde. Evenals een uitvoerig notenapparaat van ruim 100 pagina's dat gelukkig de leesbaarheid niet hindert want achterin geplaatst.
Cusanus is in zijn tijd na de Paus in Rome de belangrijkste man in Europa. Hij is erg bezorgd vanwege de breuk (1054) in de kerk, de rivaliserende theologische richtingen, de vijandigheid tussen Islam en Christendom. Voortdurend zoekt hij de eenheid. In 1437, als hij van zijn bemiddelingspoging om het Oosters schisma te herstellen, terugreist van Constantinopel naar Rome, krijgt hij op zee een verhelderend inzicht. Het bestaat uit twee principes:
- de wetende onwetendheid en
- het samenvallen van de tegenstellingen.
Wat direct al opvalt is dat dit paradoxale benamingen zijn. Wat is ermee bedoeld?
De wetende Onwetendheid (van het Oneindige)
Weten dat je iets niet weet is een belangrijk inzicht. Cusanus bedoelt het niet in sceptische of agnostische zin, maar principieel: het menselijk verstand schiet te kort in het begrijpen van het oneindig aantal dingen om zich heen en helemaal van de Oneindige, van God. Het verstand kan op z’n best bedenken wat God niet is, maar niet formuleren wat Hij wel is. Daarmee staat Cusanus in de traditie van de negatieve of apofatische theologie. Veelzeggend is wat hij schrijft in I, 4: 'Zelfs voor degene die zich er geheel en al op toelegt, zal in de wetenschap namelijk niets volmaakter te bereiken zijn dan juist in de - hem wezenseigen - onwetendheid ten hoogste wetend bevonden te worden. En iemand zal des te geleerder zijn, naarmate hij zich scherper bewust is van het feit dat hij niets weet. (p. 43). Wie mocht denken dat zo'n opvatting niet bepaald uitdaagt om de wetenschap vooruit te helpen, vergist zich. Cusanus was in veel opzichten een pionier op het gebied van astronomie, wiskunde, rechten, cartografie, islamologie en nog veel meer. Latere geleerden zouden op hem voortbouwen.
Het samenvallen van de Tegenstellingen (in het Oneindige)
In de gewone werkelijkheid bestaan er allemaal verschillende dingen: een lijn is geen driehoek of cirkel of bol. Maar in het Oneindige verdwijnen die tegenstellingen: als je een zijde van een driehoek oneindig groot denkt, vallen de twee andere zijden daarmee samen. Maw een oneindige lijn is de grootste driehoek. Op vergelijkbare wijze verdwijnen de verschillen van een lijn met cirkel en bol als je van een oneindig grote diameter uitgaat.
Omgekeerd: zoals uit het Oneindige lijn, driehoek, cirkel en bol ‘voortkomen’ zo zijn ook de namen voor God en de verschillende godsdiensten als 'afgeleid uit' te beschouwen. En alle andere dingen. Het levert Cusanus de in zijn tijd levensgevaarlijke beschuldiging op een pantheïst te zijn.
Nominalisme
Cusanus kent aan ideeën dus geen reëel bestaan toe in een onveranderlijke ideeënwereld. Voor hem zijn het niet meer dan menselijke woorden die in de loop van de tijd van betekenis kunnen veranderen omdat de context wijzigt. In de Middeleeuwen was dit een fel bediscussieerd geschilpunt dat bekend staat als de ‘universaliën-strijd’. Cusanus staat met zijn nominalisme tegenover het zgn realisme.
Irenisch
Deze twee principes stellen Cusanus in staat om verdraagzaam om te gaan met de mensen en te proberen hun uiteenlopende opvattingen en tegenstrijdige belangen te overwinnen. Voor elke opvatting is immers wat te zeggen. Vaak overlappen ze elkaar en zelfs als ze tegenover elkaar staan en elkaar uitsluiten, dan nog is dat maar relatief: elke waarheid is een waarheid bij benadering. Overigens is Cusanus weinig succesvol met deze insteek. Het schisma blijft en 1453 nemen de Turken Constantinopel in.
Beoordeling
Cusanus is typisch iemand die tussen twee werelden in valt:
- hij hoort niet meer bij de Middeleeuwse Scholastiek die de logica van Aristoteles volgt (tegenstellingen sluiten elkaar uit).
- Hij hoort nog niet bij de Renaissance, die het begin van de moderne tijd inluidt. Dan neemt de mens zichzelf tot uitgangspunt (Descartes: ik denk, dus ik ben) ipv het Oneindige of God.
Ondertussen is het menselijk denken op het punt aangekomen dat het meent dat er geen transcendente werkelijkheid is achter of boven dat wat wij zien of ervaren. Ieder leeft in zijn eigen wereld, zijn eigen waarheid.
Of Cusanus die postmoderne mens nog weet aan te spreken, waag ik te betwijfelen. Maar aan de toegankelijkheid van zijn hoofdwerk zal dat zeker niet liggen.
|