De titel van dit boekje is ontleend aan een gedicht van J.C. Bloem:
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Best bijzonder dat de dichter zich gelukkig voelt. Het was een miezerige morgen en nat geregend was hij na zijn wandeling weer thuis gekomen. In de Dapperstraat, een heel gewone weg in Amsterdam. Alle reden om je ongelukkig te voelen. Maar hij voelt zich domweg gelukkig. Waardoor? Het voorlaatste vers geeft aan dat hij plotseling overvallen werd en zijn ogen open gingen voor de wonderen van het leven. In het tweede vers geeft hij aan wat hem zo getroffen heeft: de grauwe stedelijke wegen, de grachten (de in kaden vastgeklonken waterkant) en de wolken zoals hij ze zag vanuit het raam op zijn zolderkamer.
Het is over deze en andere gelukservaringen dat de schrijver ds. W.M. Dekker nadenkt en schrijft. Op allerlei aspecten van geluk gaat hij in. Bijv dat er geen recept voor geluk is: je kunt het niet afdwingen. De buurman die dezelfde wandeling maakt als de dichter en ook drijfnat thuis komt is misschien wel dood-ongelukkig. Hoe kan dat? Geluk heeft blijkbaar wel te maken met omstandigheden (plensbui), maar hangt er niet van af. Een ander aspect is het onverwachte: opeens ziet de dichter de wonderen van het leven.
Dekker zet zich af tegen de klassiek christelijke visie (van o.a. kerkvader Augustinus) dat het aardse leven een tranendal is en dat het geluk alleen maar als zaligheid in de hemel is te vinden. Nee, de schepping is goed en we zijn als mensen zo geschapen dat we streven naar geluk. Dat moeten we dan vooral ook doen. Maar daarbij goed weten van het ongrijpbare, onverwachte dat geluk eigen is. En dat je je geluk niet moet zoeken in je werk, je sport of in wat dan ook waar je je best voor doet. Want na je prestatie volgt vaak een terugval. Klassiek voorbeeld: het zwarte gat voor gepensioneerden. Wat je hebt kan je ook al niet gelukkig maken: want het bezit van de zaak is het einde van het vermaak. Zo is geluk iets raadselachtigs: het is iets tussen aards genot (lekker, fijn) en hemelse zaligheid in.
Geluk is soms, even zien, voelen, weten dat het leven goed is ondanks alles wat er niet goed is. Juist de mensen die te kort komen, zijn het die dat kunnen ervaren. Daarom prijst Jezus de armen zalig (p. 67vv). Het boek eindigt met 10 tips. Niet om gelukkig te worden – er is immers geen recept voor geluk – maar wel om zo te leven dat je meer kans maakt op geluk.
Een rijk boekje dat het verdient om met anderen samen gelezen en besproken te worden.
Kerkbode okt 2021