Halik, De namiddag van het christendom Halik, De namiddag van het christendom

Tomas Halik is priester en hoogleraar in Praag in de vakken filosofie en sociologie. In dit boek gaat hij uitgebreid in op de grote veranderingen in de cultuur en wat dat voor godsdienstigheid betekent. Hij verdeelt de geschiedenis in ochtend, middag en namiddag.

In het begin – de ochtend – was het christelijk geloof vooral een tegencultuur, een andere manier van leven dan gebruikelijk in het Romeinse Rijk. Later in de ochtend, in de vierde eeuw wordt het christelijk geloof echter de officiële religie en moet het vooral dienen om de eenheid van de bevolking te bevorderen. Religie als samenbindende factor. Dat houdt vele eeuwen aan - de zgn Middeleeuwen - en dat betekent dat Europa door het christendom gestempeld wordt. Praktisch iedereen gelooft in God, engelen, de sacramenten en het hiernamaals. Kerk en paus zijn belangrijk.

Dat verandert met de Renaissance (vanaf +/- 1350). Geleerden ontdekken dat de aarde een bol is, die om zijn as draait en jaarlijks om de zon gaat. Wel wat anders dan de bijbels-kerkelijke opvatting dat de aarde een platte schijf is waarover zon en maan en sterren opgaan en ondergaan. De wetenschap emancipeert zich uit het kerkelijk keurslijf. Ook de filosofie doet dat: mensen gaan zelf nadenken ipv dingen op gezag van bijbel en traditie aannemen. Deze ‘middag’ wordt een echte mid-life crisis die in de twintigste eeuw zou uitlopen op secularisatie en ontkerkelijking. Was geloof in de ochtend (middeleeuwen) iets dat alle aspecten van het leven beheerste, in de middag (moderne tijd) krijgt het geloof het karakter van een prive-opvatting, of als je die met meer mensen deelde: een gezindte. Vooral van belang op zondag en bij de kruispunten van het leven. Maar niet meer voor de andere levensterreinen: handel, politiek, wetenschap enz. Tenslotte verkondigt Nietzsche dat God dood is: het massief theïstische Opperwezen van de ochtend verloor in de middag zijn geloofwaardigheid.

Maar wie denkt dat mensen daarna niet meer aan religie zouden doen, vergist zich. In de namiddag (vooral vanaf de 21 ste eeuw) is er volop godsdienstigheid. Meer ieder voor zich dan samen met anderen in de kerk. Meer zoekend en tastend dan zeker wetend. Minder met woorden, begrippen en stellingen en meer met gevoelens, dromen, verlangens. Niet per se in een religieus gewaad. Daarnaast zijn er nog altijd de restanten van de kerkelijke gemeenschappen van weleer: kampend met vergrijzing, leegloop en niet in staat om de post-moderne mensen aan te spreken.

Halik probeert duidelijk te maken dat de kerken die er nog zijn - de RKK en de andere - niet naar de situatie van de ochtend of middag moeten terug verlangen. Dat zal niets opleveren. Omdat de mensen van vroeger er niet meer zijn. Omdat die leefwereld voorbij is. Postmoderne mensen denken, voelen, leven totaal anders. En op die mensen, de echte van nu, moet de kerk inspelen. Hun geloof, hun spirituele ontwikkeling stimuleren.

En dan is de cirkel ook weer rond: de mystieke beleving die velen tegenwoordig zoeken in gebed, meditatie en de natuur doet sterk denken aan de ervaring van het heilige uit archaïsche tijden (van nog voor de ochtend) : geraakt zijn door het goddelijke.

Halik heeft een pittig boek geschreven. Het bovenstaande is bij lange na geen samenvatting van het vele dat hij biedt. Maar hopelijk heeft het de lezer nieuwsgierig gemaakt om dit rijke boek te lezen en te bedenken of hij zich vinden kan in de analyse die Halik geeft van kerk en samenleving anno nu en of hij de weg die Halik wijst een begaanbare vindt.

Persoonlijk ben ik daar niet uit. Zeker kunnen we als kerk aansluiten bij de vele vormen van religiositeit en die stimuleren en verdiepen met bijbelse verhalen en kerkelijke rituelen (Pasen, communie). Maar zal dan het eigene van het christelijk geloof nog naar voren komen? Daar bedoel ik het besef mee dat God een avontuur, een waagstuk met mensen is aangegaan en die geschiedenis door Mozes, de profeten, door Jezus en de Geest voortdurend van nieuwe impulsen voorziet.
Zou de zo gewenste en nodige ervaring-van-het-heilige niet méér gediend zijn door bij die beweging aan te sluiten? Dat is wat het christendom in het begin van de ochtend ook deed: Christenen hadden een geloofwaardige visie op het leven, de toekomst, over goed en kwaad en een indrukwekkende levensstijl die daarbij paste. Ze heetten toen niet voor niets 'mensen van de weg'.
Of is dat voor postmoderne mensen - buiten en in de kerk - teveel gevraagd, want teveel woorden, theorie (beliefs, fides quae) en te weinig ervaring, vertrouwen (faith, fides qua)?

terug