Levensbelangrijke Vragen
Levensbelangrijke Vragen
Enige tijd geleden viel op enkele miljoenen adressen in ons land een klein boekwerkje op de deurmat met de titel “Levensbelangrijke vragen”. Het boekje is gedrukt op glanzend papier en voorzien van kleurenfoto’s. Al met al een kostbare zaak. Het merkwaardige is, dat helemaal niet duidelijk is vanuit welke organisatie dit is opgezet. De uit het Engels vertaalde tekst is van ene John Blanchard en verder moeten we het doen met een logo dat in advertenties in de plaatselijke kranten is te vinden en dat ons in verbinding wil brengen met “personen die ons vrijblijvend te woord willen staan”. Geheimzinningheid alom.
Zo vaag als de achtergrond van het boekje zo rechtlijnig en duidelijk de inhoud. De vragen blijken niet de gewone vragen van mensen te zijn over wat goed en kwaad is, evenmin gaat het in op de grote en kleine zorgen die je kunt hebben om je kinderen, je relatie, je werk. Ook aan de verdrietige en moeilijke dingen (ziekte, handicaps, eenzaamheid, rouw) heeft het boekje geen boodschap, trouwens evenmin aan alles wat verheugt. Zelfs de vraag die velen bezig houdt: of er wel een God is en als Hij bestaat hoe zich dat dan laat rijmen met zoveel leed in de wereld is voor dit boekje geen vraag. Het gaat daar gewoon niet op in. Het verklaart zijn eigen vragen tot levensbelangrijke en zijn eigen antwoorden tot de enig juiste. Het is echt niet allemaal onzin wat er dan volgt. Alleen: zo komt het geloof wel helemaal los te staan van wat mensen bezig houdt. Het verhaal van het geloof kan blijkbaar helemaal buiten de mensen en wat hun bezig houdt om verteld worden. Daarmee wordt het geloof een onderwerp naast de dingen van het leven. En dat is jammer: geloof is toch iets wat functioneert in de ups en downs van het gewone leven?
De inhoud van het geloof ondergaat bovendien een ernstige versmalling. Over de zin van het leven, over de opdracht van de mens, zijn verantwoordelijkheid voor de naaste, zijn zorg voor de schepping, over de toekomst van de wereld, de rol van de kerk, over de verleidingen en afgoden van deze tijd enz. horen we niets. De hoofdzaak is dat de individuele mens gered wordt van een wisse ondergang in de hel (met kleuren foto van een vurige oven). Daar gaat het nl. naar toe met ieder mens, want de mens is zondig en God heilig en rechtvaardig. Er is maar 1 uitweg: geloven dat Jezus in onze plaats onze straf gedragen heeft toen Hij stierf aan het kruis.
Hoe komt het toch dat je bij al die vertrouwde klanken het gevoel hebt: zo kan het niet? Hierboven staat al dat het een verhaal naast het echte leven is geworden en ook nog in een versmalde vorm. Daarbij komt de zwart- en bangmakerij van mensen. Zo ging Jezus niet met de mensen om. Hij genas eenvoudig de zieken (Hij vond dat blijkbaar wel een levensbelangrijke vraag). Bij zondaars wist Jezus dikwijls het beste wakker te roepen.
Misschien is het wel vooral de toon. Het is alsof de schrijver God helemaal begrijpt en na kan rekenen. Het geloof komt er in deze weergave heel stellig en haast vanzelfsprekend uit te zien. Je kunt ook teveel (menen te) weten en beweren. Met name als het gaat om de betekenis van het lijden en sterven aan het kruis speelt dat. Wat de bijbel daarover in tal van uitdrukkingen probeert te zeggen plaatst J. Blanchard in het ene juridische kader van schuld die gestraft moet worden. De verwondering om het grote mysterie van Gods liefde die tot het uiterste is gegaan gaat verloren in rationalisaties, bv.: “Als onderdeel van dit wonderbaarlijke reddingsplan verklaarde God de Zoon Zich bereid om de plaats van zondaars in te nemen en de rechtvaardige straf voor hun zonden te dragen.” Het N.T. daarentegen is ruimer, speelser, creatiever om het lijden en sterven van Jezus en zijn opwekking ten derde dage te verwoorden. Het heeft meerdere categorieën en voorstellingen om het unieke en volstrekt nieuwe van het evangelie te duiden : losprijs, Lam Gods, Nieuw Verbond enz.. Al die uitdrukkingen cirkelen om een geheim dat nooit helemaal te vatten is. Zij raken eraan. Het is niet de bedoeling dat wij daaruit een dogmatische theorie over schuld en genoegdoening zouden opstellen.
De schrijvers van het N.T. ervaren het nieuwe leven dat met Christus gekomen is als een overrompelende realiteit. Hun verwonderde vraag is: maar waar is dan zonde en schuld gebleven? Waar zijn de offers en de tempel nog voor nodig? Wat is nog de zin van rein en onrein, of van het onderscheid tussen Israël en de volken? En het antwoord is: dat alles is voorbij: Christus is het Lam Gods (Joh 1:29.36), er is een losprijs betaald (Mk 10:45), er is een nieuw verbond (I Kor 11:25), Christus is het einde der wet (Gal), de scheidsmuur is gevallen (Ef 2:14), Hij is de hogepriester van een nieuw verbond (Hebr.) enz.. Verwondering en blijdschap om het leven met Christus, dat mis ik nog het meest. Te vrezen valt dat dit boekje de mensen die het wil bereiken juist bevestigt in hun afkeer van kerk en geloof. Jammer.
|