Opheffen
Opheffen
Een eye-opener uit de filosofie afkomstig is het inzicht dat (1) bij veel woorden er woorden zijn met de tegenovergestelde betekenis (2) en (3) dat er een soms een hoger begrip is, dat de tegengestelde woorden omvat (3) Voorbeelden: (1) Landdier tegenover (2) waterdier en (3) amfibie Uitleg: Een amfibie is thuis in het water en op het land, hij verenigt het beste van twee werelden in zich. (1) Vrijheid tegenover (2) dwang en (3) verantwoordelijkheid. Uitleg: Absolute vrijheid betekent dat iedereen maar doet wat hij wil: men stoort zich niet aan de rijstroken en rijrichting. Dwang betekent: iedereen moet rechts aanhouden. Je verantwoordelijkheid nemen houdt in: rechts rijden, maar uitwijken naar de linker rijstrook als er een kind de straat op rent. (1) Conservatief tegenover(2) Progressief en (3) Creatief Alles is in ontwikkeling, of het nu muziek is, bouwkunst, politiek, geloof, alles verandert onder invloed van de culturele, maatschappelijke ontwikkeling. Men kan zich daar tegen verzetten en oude vormen proberen te handhaven: conservatieve opstelling. Maar het is ook mogelijk dat men zich kritiekloos aanpast bij de ontwikkelingen. Beiden zijn een vorm van verraad.
Abstract: (1) these < > (2) antithese en (3) synthese Uitleg: These (1) en antithese (2) heffen elkaar op (als in opheffingsuitverkoop), doven elkaar uit, de tegenstelling is opgelost, verdwenen.. Dit opheffen is in de voorbeelden ook een omhoog heffen ( als in heftruck) naar het hogere niveau van de synthese (3). Op dat hogere niveau is de oude tegenstelling bewaard gebleven. In de Duitse taal is er één woord met de drie betekenissen opheffen, omhoog heffen en bewaren: Aufheben. In het Nederlands is dat er niet. We gebruiken daarom opheffen, omhoog heffen en bewaren. Dat heeft als voordeel dat direct duidelijk is welke betekenis van Aufheben we bedoelen. Het nadeel is dat bij omhoog heffen en bewaren het verband met these <> antithese » synthese niet heel duidelijk is. Men noemt deze denkvorm van these, antithese en synthese wel eens de dialectische methode. (1) Wettisch < > (2) wetteloos (2) en (3) genade Het is heel menselijk om goed gedrag te willen belonen en slecht gedrag te bestraffen. Men neemt al gauw aan dat dit ook ten grondslag ligt aan het verbond tussen God en zijn volk. Israel kan voorspoed verwachten als het zich houdt aan de afspraken met het verbond en onheil als het dat niet doet. Het roept zegen en vloek ahw zelf over zich af. Maar in de praktijk God blijkt anders te reageren. Soms laat de zegen op zich wachten: een tijd van beproeving. Soms is het goede geen zegen, maar een verleiding. En straf gaat soms niet door, nl. wanneer God vergeving schenkt. Gedraagt God zich dan willekeurig? Houdt hij zich niet aan het verbond? Integendeel. Hij laat zich leiden door zijn hart, waar het volk zich laat leiden (of niet) door de letter van de wet. De bedoeling van het verbond is echter dat Israel ook zo hartelijk met God met omgaat. Dat het (these) niet wettisch en zuinig de regels nakomt of (antithese) de aanwijzingen in de wind slaat maar (synthese) die van harte, royaal en overvloedig opvolgt. Op dat hogere niveau is
(1) Heiden < > (2) Jood en (3) Christen Het Joodse volk wist zich uitverkoren door Jahweh, de God van Israel. Door Mozes had God met Israël een speciaal verbond gesloten, zoals hij dat met de andere volken niet heeft. Vanuit Israel gezien zijn de andere volken niet-Israel, niet-uitverkoren, onbesneden, zonder de tien geboden, anders. Die andere volken worden dan ook collectief aangeduid als gojiem: de volken, de heidenen. Dat is overigens geen negatieve afwaardering, zoals wij kunnen spreken van ‘blinde heidenen’, maar veel meer een neutrale, beschrijvende term. Hoe dan ook, er bestaat dus sinds Mozes een tegenstelling Israël < > niet-Israel. Het is met name Paulus die ontdekt hoe God in en door Jezus de oude tegenstelling opheft en uit Joden en gojiem een nieuw volk samenstelt en met hen een nieuw verbond sluit. Binnen dat nieuwe volk – de christen-gelovigen, de kerk – is de oude tegenstelling opgeheven (voorbij) en omhoog geheven naar een hoger niveau. Op dat hogere niveau laten heidenen hun heidense gebruiken varen en Joden hun Joodse. Beide volken zijn één geworden in hun liefde voor God en voor de mensen om hen heen. (1) Pessimisme < > (2) Optimisme en (3) Hoop Pessimise en optimisme baseer je op redenen. Je schat je kansen in, bv op het slagen voor je examen. Sta je er goed voor en ben je uitgerust, dan zeg je (optimistisch): ik zal wel slagen. Sta je er slecht voor en heb je niet geslapen, dan zeg je (pessimistisch) ik ben bang dat ik zal zakken. De hoop van het geloof staat los van zulke overwegingen. Hoop is hoop op het onverwachte, op God. (1) Zekerheid < > (2) Onzekerheid en (3) Vertrouwen (Geloof) Om van iets zeker te zijn, heb je argumenten, bewijzen, garanties nodig. Hoe meer hoe beter. Zijn die er niet, dan ben je onzeker. Met vertrouwen ligt het anders. Dat zit niet vast op bewijzen of garanties. Vertrouwen is vertrouwen ondanks alles, vertrouwen op God. (1) Sympathie < > (2) Antipathie en (3) Liefde Als iemand vriendelijk, aardig, behulpzaam is, dan voelen we sympathie voor hem of haar. Doe iemand onvriendelijk, nors en dwars dan roept dat antipathie op. Liefde gaat daaraan voorbij. Liefde heeft geen redenen nodig. Liefde is er zomaar, voor iedereen, of ze nu vriendelijk zijn of niet. Liefde is geboden. Incompleet De drieslag these < > antithese » synthese treffen we niet altijd compleet aan. Soms ontbreekt de these of de antithese (voorbeeld 1), maar ook de synthese kan ontbreken (voorbeeld 2). Je hebt dan geen drie, maar twee onderdelen en als je niet oppast houd je die voor een gewone tegenstelling van these en antithese. Voorbeeld (1): Mat 18: 23-35 Petrus vraagt hoe vaak hij moet vergeven: één, twee of drie of zeven keer? Het antwoord van Jezus is 70 maal 7 keer. Opgevat als een gewone tegenstelling gaat het om de hoeveelheid: weinig (max 7) of heel vaak (490 maal) vergeven. Een kwantitatieve tegenstelling dus. Het antwoord van Jezus ligt blijkens de daarop volgende gelijkenis echter op een geheel ander vlak. 70 x 7 maal is niet 490 keer alsof je bij 491 niet meer vergeven hoeft. Zeven en zeventig zijn symbolische getallen en betekenen hier eindeloos vaak, uitbundig en royaal, van harte vergeven. Dus niet als Petrus letten op maat en getal. Wat Jezus vraagt gaat alleen als je er zelf diep van doordrongen bent hoeveel jou vergeven is. Hoe zeer je zelf van genade leeft. De kwantitatieve tegenstelling wordt omhoog geheven en krijgt een kwalitatief antwoord. Voorbeeld (2): De leer van de verzoening zoals die bijv in de metafoor van losprijs (Mc 10: 45) naar voren komt. Het idee van synthese op een hoger niveau lijkt daar afwezig. Er moet een losprijs betaald worden, en dan is het probleem (dat een mens slaaf van de duivel of knecht van de zonde is) geen probleem meer, maar opgelost, uit de wereld. We blijven dan in hetzelfde kwantitatieve vlak van betalen, genoegdoening geven, vergoeden enz. Iets dat we als een vaststaand feit voor waar kunnen aannemem. Als we echter bedenken dat dat de losprijs werd betaald omdat Gods liefde daar achter zit, dan hebben we het over nog iets meer. Iets dat op een ander, hoger niveau ligt. Iets dat niet kwantitatief is te vatten (meer of minder vergoeden), maar van een kwaltiatief andere hoedanigheid is. liefde. De zakelijke tegenstelling gevangenschap/horigheid < > losprijs is niet slechts opgeheven (voorbij), maar ook omhoog geheven naar het niveau van hartelijkheid en liefde. Als dat goed tot ons doordringt, kan het niet bij een 'voor kennisgeving aannemen' blijven. Dan raakt Gods liefde ons tot in ons hart en wekt geloof, hoop en liefde in onze ziel. Terzijde De drieslag van these - antithese en synthese is dus wat anders dan de gulden middenweg, ook wel: het juiste midden tussen twee uitersten. Daarin heb je wel de these en anti-these, maar niet de synthese op een hoger niveau. Voorbeelden: Het juiste midden tussen laf - overmoed/roekeloosheid is moed Het juiste midden tussen besluiteloosheid - impulsiviteit is wijsheid Matigheid is het juiste midden tussen gierigheid/zuinigheid - gulzigheid. Rechtvaardigheid het juiste midden tussen altruïsme - egoïsme. Dit speelt een grote rol in de zgn. deugdenleer van Aristoteles en later Thomas van Aquino. De voorbeelden hierboven noemt Thomas de vier kardinale deugden. | ||
terug | ||