Tempelman, Ongeneeslijk religieus
Tempelman, Ongeneeslijk religieus
De auteur
Dit is aan de ene kant een heel persoonlijk boek van een jongeman die zijn ouderlijk huis in Mariënberg verliet om in Amsterdam filosofie en theologie te gaan studeren. Daar zou hij z’n geloof, zoals hij dat had meegekregen (GK Vrijgemaakt) verliezen: God is dood, zegt hij Nietzsche na. Aan de andere kant heeft zijn boek een algemeen karakter: Tempelman’s ontwikkeling is een voorbeeld van het proces van geloofsverlies dat velen in onze seculariserende samenleving meemaken.
Inhoud
In de eerste twee hoofdstukken gaat de schrijver na, hoe hij toch z’n geloof kon verliezen. Hij was vastbesloten dat dat niet zou gebeuren. Maar het gebeurde wel. In de nieuwe omgeving was het geloof niet langer vol te houden. Als veruit de meeste mensen leven en doen zonder met God bezig te zijn, dan wordt het heel moeilijk om zelf God wel heel belangrijk te vinden. Je kunt dan bij jezelf blijven zeggen dat je gelooft, maar gevoelsmatig verdwijnt God. Je houdt je dan nog een tijdlang vast aan een aantal geloofszekerheden en kerkelijke gewoontes, want de geloofsleer, die sluit als een bus. Maar het is meer op wilskracht dat je probeert te geloven, dan dat je het 'gewoon' gelooft. Dat voel je, dat weet je van jezelf. Tot het niet langer gaat, want je moet ook eerlijk zijn voor je zelf. Dan is het klaar.
Tempelman vraagt door en wil weten waarom de westerse cultuur uitgelopen is op de dood van God. In hoofdstuk drie geeft hij het antwoord van de filosofe Susan Neiman. Zij meent dat dat gebeurd is door confrontaties met het kwaad en hoe we daarmee omgingen (p. 81): de aardbeving, tsunami en brand die Lissabon 1755 teisterden, de gaskamers van de tweede wereldoorlog. De waarom-vraag laat zich sindsdien niet meer onderdrukken. Steeds meer mensen konden en kunnen met de traditionele antwoorden van het geloof niet uit de voeten. Tempelman bespreekt vooral het borduurwerkje-antwoord. Wij mensen zien de onderkant - een wirwar van draadjes - maar aan de bovenkant werkt God aan iets heel moois. Tempelman knapt erop af. De suggestie alleen al dat God een bedoeling heeft met dit onvoorstelbare kwaad en dat het allemaal naadloost past in het grotere plaatje dat Hem voor ogen staat.
Tegelijk beseft de schrijver dan wel een volgende moeilijkheid: als er geen God, geen zin, geen plan is, dan is al dat lijden volstrekt zinloos geweest (p. 92). Hebben de slachtoffers dan pech gehad? Dat is toch ook niet te verteren?
In het vervolg probeert hij uit te leggen, dat het christelijke verhaal er juist is voor mensen die net als hij, denken dat er geen reden is.
Om te beginnen noemt hij twee postmoderne filosofen: Peter Rollins en Slavoj Zizek. De laatste zegt dat als Jezus aan het kruis sterft met de woorden ‘mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten’ dat betekent dat Jezus teleurgesteld is in God zoals hij zich die voorstelde. Als Jezus sterft, gaat dat idee van God te gronde. Zo ervaart (God in) Jezus wat het is om mens te zijn: lijden en dood, vragen en waaroms, wanhoop, van God verlaten zijn (geen zin of betekenis ervaren), alleen maar verlangen, hoop. Wat is daar zo waardevol aan juist voor de mensen van nu die niet meer geloven? Zizek ‘Wanneer ik als mens ervaar dat ik afgesneden ben van God, ben ik, op dat moment van diepste rampzaligheid, heel erg dicht bij God, omdat ik me bevind in de positie van de in de steek gelaten Christus.’ (p. 137). Dat is troostrijk zoals een liedje over liefdesverdriet je troosten kan.
Wat Zizek voorstelt is: God verliezen (je idee van God opgeven) om iets van Hem nieuw en anders te vinden. In het laatste hoofdstuk laat Tempelman zien dat die stap zetten, of twijfelen in het algemeen, juist goed is. Daarvoor haalt hij weer andere postmoderne filosofen (John Caputo en Jacques Derrida) aan. Zij noemen dat betwijfelen ‘de-constructie’ oftewel het uit elkaar halen van in dit geval het christelijk geloof. De-constructie is wat anders dan destructie, waarbij alles in de vernieling raakt. Bij de-constructie zul je merken, verzekert Tempelman, dat je op een harde kern stuit, iets waardevols waar je mee verder kunt. Tempelman geeft voorbeelden: een gift, gastvrijheid, rechtvaardigheid, liefde. Stuk voor stuk dingen die je totaal verrassen omdat ze uit een andere wereld dan de alledaagse, voorspelbare, gewone, zakelijke wereld komen. De wereld van het onmogelijke. Tempelman besluit met de vraag of je voor die dingen open staat en het avontuur aandurft.
Beoordeling
Tempelman heeft een goed leesbaar boek geschreven over geloof, ongeloof, atheïsme en de dood van God. Het is tegelijk een aardige introductie geworden op enkele postmoderne filosofen en hun programma van de-constructie. Het persoonlijke element, de voorbeelden uit zijn eigen leven, brengen de thematiek heel dichtbij.
In zijn beschrijving van het ongewild en toch onvermijdelijk verlies van geloof zal menigeen zich herkennen. Hij biedt in de hoofdstukken 4 en 5 ook een nooduitgang voor wie niet in atheïsme wil eindigen, maar of dat echt een alternatief is vraag ik me af. Het is toch wel een moeizaam verstandelijk verhaal en biedt geen concrete aanwijzingen (bv bidden, engagement, mediteren, kerkgang, vrijwilligerswerk enz).
En zit hier wel iets van troost of zin in voor de slachtoffers van het lijden of blijven het pechvogels? Ik vrees het laatste. Tempelman maakt zich wat mij betreft hier te gemakkelijk van af. Het thema van het kwaad dat het Westen zo bezig houdt, dat we het in de kerk niet meer zien zitten en God dood verklaren, verdient meer aandacht. Temeer omdat Tempelman van de christelijke omgang met het lijden alleen maar het borduurwerkjes antwoord vermeldt, alsof er geen andere minder simplistische alternatieven zijn.
Over Zizek's interpretatie van Jezus' laatste woorden wil ik hier niet ingaan omdat hij er vast meer over heeft gezegd dan Tempelman kon weergeven. Mogelijk ook iets over de andere kruiswoorden van Jezus (bv Vader, in uw handen mijn Geest), over de achtergrond van 'mijn God, waarom hebt U mij verlaten? (citaat uit Ps 22), de voorgeschiedenis (Jezus' zelfgave als ultieme daad van de rechtvaardige die hij zijn hele leven was) en verrassend vervolg (zijn opstanding ten derde dage). Het zijn punten die ik heel erg mis. Laat je de context achterwege, dan kun je met een tekst alle kanten op. Misschien dat dat vanuit postmodern oogpunt prima is, maar ik vind het geen uitleg meer, maar inlegkunde. Geen interpretatie maar buiksprekerij.
Proefondervindelijk
Maar gesteld dat het klopt wat Zizek in het aangehaalde citaat schrijft, werkt het? Toen ik een zware en donkere periode doormaakte, wist ik heel goed van Jezus’ dood aan het kruis, maar er ging niets van uit. Het troostte niet zoals een liedje over liefdesverdriet je goed kan doen. God was er gewoon niet. Voordien was Zijn aanwezigheid al niet heel sterk, maar ik dacht altijd: als het erop aankomt, dan...Dat viel dus tegen en dan heb je bij je moeilijkheden er ook nog een flinke geloofs-teleurstelling bij.
Ik kan die afwezigheid van God nog steeds niet plaatsen. Maar goed: Job kon dat met zijn ellende ook niet. Kennelijk kan dat erbij horen. Job deed z’n geloof er niet om weg, en ik ook niet. Voor mij staat net als voor Job vast dat God bestaat. Hij is het zijn dat aan alle zijnden aanzijn verleent. Ik zou dat niet eens geloof willen noemen, maar een kwestie van gezond verstand. De werkelijkheid met alles erop en eraan laat zich niet uit het materiële verklaren, maar veronderstelt God.
Het geloof is het vervolg op die zekerheid. Het geloof vraagt zich af of die scheppende macht een prutser is (zo de gnostiek), een verwarrende veelheid (polytheïsme), of een betrouwbare eenheid (monotheïsme) en wat dan Zijn voornaamste kwaliteit is. De christelijke traditie zegt dat Hij zorgende, reddende, bezielende liefde is en noemt Hem Vader, Zoon en heilige Geest.
Voor mij staat ook vast (nog een kwestie van gezond verstand) dat een mens God niet kan begrijpen. Zijn invloed op de loop van de gebeurtenissen en op de levens van mensen valt niet na te rekenen.
Daarom heb ik nog steeds vragen en waaroms en zoek ik verder en soms vind ik wat verheldering. Maar belangrijker: ik heb tenminste een adres voor mijn dank en klacht, ook als Hij een tijdlang niet thuis geeft. Ik hoop dat ik dat kan volhouden in een tijd die van God zegt dat Hij dood is. (In een preek werkte ik dat zo uit: Job 1)
|